• Picture1.jpg
  • Picture2.jpg
  • Picture3.jpg
  • Picture5.jpg
  • Picture6.jpg
  • Picture7.jpg
  • Picture8.jpg
  • Picture9.jpg
  • Picture10.jpg

Het laat middeleeuwse dorpskerkje Sint Stefanus in Oppem is een parel van landelijke religieuze bouwkunst in het voormalig hertogdom Brabant. Gelegen op een heuvel van de Oppemkouter is het een te koesteren stuk historisch erfgoed. In de vroege middeleeuwen ontstond het kerkje op het domein van de heer als uitbreiding van het toenmalige Oppemhof.

Een door Johan Grootaers, Charles Indekeu, Etienne Wijnsen en architect-restaurateur Dirk Geeroms uitgevoerd bouwhistorisch onderzoek in opdracht van de gemeente Meise bracht boeiende gegevens aan het licht. Spectaculair was de bevestiging van een houten stijlenregelwerk constructie (14de eeuw) in de bakstenen binnenmantel van de westertoren.

Nog meer ‘houten’ geheimen geeft dit dorpskerkje prijs. Bouwhistorisch en wetenschappelijk van bijzonder belang is de ontdekking door architect-restaurateur Dirk Geeroms van een ‘verdoken’ houten torenromp, vermoedelijk van de 14de eeuw. In het bovendeel van de bakstenen buitenmantel van de toren werd een driedimensionaal eikenhouten stijl

De bestaande constructie van de kerk werd opgetrokken in de bouwtrant van de zg. ‘Brabantse Gotiek’ kort voor of na anno 1500. Een rechthoekig schip, een aansluitend smaller en lager hoogkoor en een ingekapseld westertorentje vormen de basisaanleg. Aan de zuid-west kant is respectievelijk een later toegevoegde aanbouw uit 1761 opgetrokken met een verborgen kortbogig zijportaal uit de middeleeuwen. Tegen het koor zuid staat een pittoreske sacristie uit 1684.

De kerk is grotendeels opgetrokken in ‘Spaanse’ handvormbaksteen, het bovendeel van de toren en het hoogkoor zijn helemaal in Balegemse kalkzandsteen gemetseld. De studie van het interieur heeft uitgewezen dat het schip oorspronkelijk geen stenen overwelving bezat maar een vlak houten plafond van moer- en kinderbalken. De getimmerde plafond werd in de vroege 18de eeuw vervangen door sober stucwerk. Ook het hoogkoor met spits zadeldak was circa 1500 voorzien van een houten en mogelijks beschilderd spitstonggewelf. In de 17de eeuw werd dit verwijderd en vervangen door het fraaie en nu zichtbare gestucte spitstonggewelf, versierd met ranken, voluten en vegetale motieven, een pareltje van volkse ornamentenkunst.

Nog meer ‘houten’ geheimen geeft dit dorpskerkje prijs. Bouwhistorisch en wetenschappelijk van bijzonder belang is de ontdekking van een ‘verdoken’ houten torenromp, vermoedelijk van de 14de eeuw. In het bovendeel van de bakstenen buitenmantel van de toren werd een driedimensionaal eikenhouten stijl- en regelwerk ontdekt met aanwijzingen van een voormalig buitenbeschot. De vondst wijst erop dat de Sint Stefanuskerk reeds lang voor 1500 een houten torentje bezat. Getimmerde middeleeuwse kerktorens zijn in dit deel van België vrijwel onbekend. De studie van de kappen van schip en hoogkoor wijst erop dat ze dateren uit de periode 1500.

 

 

De laatgotische witstenen spitsboogvensters van schip en koor hebben eenvoudige omlijstingen, er zijn aanwijzingen dat ze oorspronkelijk maaswerk bevatten. Tijdens de 18de eeuw werd het stenen maaswerk uitgebroken en vervangen in de smeedijzeren raambruggen en overhoekse spijlen. Ze waren gevuld met heldere beglazing.

Het is pas in 1902 dat de vensters van het schip werden gevuld met neogotisch glas-in- lood van de Brusselse glazenier R. Accolay. De originele spitsboogvensters van het kleine hoogkoor werden in de late 17de eeuw gewijzigd in barokke segmentboogvensters met bepleisterde platbandomlijsting. Omstreeks die tijd werd ook de baroksacristie (1684) met rondboogvenster opgetrokken. Het is de tijd waarin tevens de vlak bijgelegen pastorij van Oppem werd gebouwd in opdracht van de abdij van Grimbergen.

De ‘moderne’ glasramen van het hoogkoor en een venster van het schip werden ontworpen door M. Hizette en O. Piron, uitvoering door F. Crickx ((circa 1940). Ze zijn een exponent van volkse kerkelijke kunst, zonder grote artistieke kwaliteiten.

Het meubilair van dit kerkje is rijk, verscheiden en opvallend goed geconserveerd. Van de historische vloerbetegeling zijn partijen in blauwe hardsteen en witte Gobertanger bewaard. De talrijke grafplaten uit de 16de,17de en 18de eeuw getuigen van een bewogen geschiedenis.. In het koor ligt nog een 18de eeuwse geometrische betegeling in zwarte kalksteen en witte breukmarmer. De rechte koorsluiting met dichtgemetseld koorvenster is aan het zicht onttrokken door een monumentaal laatbarok gemarmbreerd hoofdaltaar, voorzien van zijpanden met bustes van o.m. Stefanus.

De bestaande marmerschildering, gedateerd 1828 vervangt een ondergrondse 18de eeuwse

polychromie in Rance-marmer. Het altaar is bekroond met zwierige sculpturen van o.m. de kerkvaders, God de vader met wereldbol en baldakijn met gevleugelde engelenhoofdjes.

De gemarmbreerde zijaltaren hebben  een zeldzaam medaillonkastfront, bezaaid met neogotische sjabloonmotiefjes.

Het gehele kerkinterieur is rondom omgeven met een sobere 18de eeuwse eikenhouten lambrisering. Ten noorden is de rococo getinte preekstoel hierin geïntegreerd, ten zuiden de biechtstoel met levensgrote beelden.

De 17de eeuwse zuid sacristie is vanuit het hoogkoor toegankelijk via een authentiek beslagen beschotdeur en bevat een intact bewaard gebleven sacristie- en kazuifelkast.Tenslotte heeft dit interieur  op de westgevel, in een verborgen wandkast, nog een te restaureren laatgotische doopvont.

 

De restauratie van de kerk werd uitgevoerd tussen 2012 en 2016